Bedrijfshal

Stel je een flink gebouw voor, meestal zonder al te veel poespas aan de buitenkant, dat helemaal is ingericht voor bedrijvigheid. Dat is in een notendop een bedrijfshal. Het kan een plek zijn waar spullen worden gemaakt (denk aan een fabriekshal), waar voorraad ligt opgeslagen (een magazijn dus), waar monteurs aan het werk zijn (een werkplaats) of van waaruit goederen worden verzonden (een distributiecentrum). Dit soort panden valt onder wat we 'utiliteitsbouw' noemen – gebouwen die niet bedoeld zijn om in te wonen. Je ziet ze vaak bij elkaar staan op speciale bedrijventerreinen, logisch ook, want daar is de ruimte en zijn de voorzieningen er vaak op berekend. Het werk dat er gebeurt, heeft gewoon die specifieke ruimte nodig.

Een bedrijfshal herken je vaak aan een paar dingen. Ze zijn meestal groot en vooral hoog van binnen; die hoogte is nodig voor bijvoorbeeld stellingen of grote machines. Grote deuren, zoals die handige overheaddeuren die omhoog rollen, zijn ook een vast onderdeel, want er moeten vaak vrachtwagens of grote materialen naar binnen kunnen. En de vloer? Die is berekend op flink wat gewicht. Alles is eigenlijk gericht op praktisch gebruik: het werk moet er efficiënt kunnen gebeuren. Of het nu gaat om het produceren van goederen, het slim opslaan van voorraad of het vlot verdelen van producten. Het fijne is dat zo'n hal vaak best flexibel is in te richten, passend bij wat een bedrijf doet. En of een bedrijf zo'n pand koopt of huurt? Tja, dat is een keuze die afhangt van de portemonnee, de plannen voor de toekomst en wat praktisch het handigst is voor de bedrijfsvoering.